Samen met mevrouw wandel ik door de gangen van het gebouw. Mevrouw is een gezellige dame met dementie. Ik heb gemerkt dat mevrouw het niet prettig vindt om naar buiten te gaan. Om toch te kunnen bewegen, lopen we daarom samen even door de gangen.
Zolang ik mevrouw ken, inmiddels ruim een half jaar, praat mevrouw in een soort eigen taaltje. Bij ja, nee en niet doen begrijp ik vanzelfsprekend wat ze bedoeld. Voor de rest is er geen logica in haar woorden te ontdekken, het lijkt wel wat op brabbelen. Vaak brabbel ik dan vrolijk terug, waardoor we op onze eigen manier een gezellig gesprek hebben (waarbij anderen ons wel eens verbaasd aankijken en vervolgens vragen in wat voor taal wij toch praten).
Afijn, we zijn dus samen aan de wandel en ondertussen gezellig in gesprek. Zinnen van vrolijke klanken, afgewisseld met het neuriën van oudhollandse liedjes. Onderweg kijken we door ramen naar buiten en wijzen naar voorwerpen in de gangen. Echt waar, ik geniet er zo van… en mevrouw zo te zien ook.
In de hal brabbelen we vrolijk verder. Wat er dan gebeurd, zo wonderlijk. Met een duidelijke en zelfverzekerde stem, een stem die ik nog nooit eerder heb gehoord, zegt ze plotseling; “Pas op je hoofd, bukken.”
Verbaast doe ik maar wat ze zegt en ik buk snel, ondertussen kijk ik voor me. Gelijk zie ik wat ze bedoelt, mijn hoofd schiet rakelings langs de onderkant van de trap. Ik ging blijkbaar zo op in het gesprek, dat ik vergeten was om op te letten. Mevrouw heeft me een flinke bult bespaard. “Bedankt!”, zeg ik dankbaar, verbaast en onder de indruk. Waar kwamen die woorden vandaan?
Mevrouw brabbelt ondertussen weer vrolijk verder, alsof er niets gebeurd is. Ze trekt aan mijn arm, ze wil verder. Beduusd loop ik maar met haar mee.