Een blog over de ouderenzorg
Al vanaf mijn eerste werkdag in het verpleeghuis, op de gesloten afdeling voor mensen met dementie, verbaasde ik me over de manier waarop ‘wij’, de medewerkers, de bewoners de maaltijden aanboden. Op de woongroep waar ik daarvoor werkte (kleinschalig) werden de maaltijden als welzijnsmomenten gezien. De tafels werden netjes gedekt, bij voorkeur samen met bewoners die mee wilden helpen. Er werd altijd vers gekookt, waardoor de heerlijkste geuren in het gebouw aankondigden dat het eten bijna klaar was. Voor en na het eten werd een moment stilte gehouden voor de mensen die wilden bidden en danken. En … we stimuleerden de mensen om zoveel mogelijk zelf te blijven doen.
De mensen hebben dan wel dementie, ze hebben al hun hele leven zelf hun brood gesmeerd waardoor dat onderhand zo’n automatisme is geworden; geef iemand een bord en bestek, zet de producten binnen handbereik en diegene redt zich prima.
Zo anders was het in het verpleeghuis waar ik daarna kwam te werken. Wanneer iemand ’s ochtends gewassen en aangekleed de huiskamer binnenkwam, werd er aan het aanrecht vliegensvlug een ontbijt in elkaar geflanst door de huiskamermedewerker; meestal twee boterhammen met kaas of jam en een kop thee. Als je de pech had dat je je in de afgelopen maanden een aantal keren in eten had verslikt, dan werden de korsten ook nog eens van je brood geknipt. Hetzelfde met de lunch. Al rond 11 uur/half twaalf begonnen de voorbereidingen daarvan; het opwarmen van soep uit blik, het smeren van boterhammen en het inschenken van drinken. Rond tien voor twaalf, wanneer de meeste bewoners een plekje hadden gevonden in de huiskamer, werd het eten voor de bewoners op de standaard papieren placemats op tafel gezet. Eet smakelijk! Ook met de warme maaltijden, umh … de maaltijden die dagen daarvoor al in een gaarkeuken waren gekookt en op het moment zelf in plastic bakken opgewarmd werden in een regenereeroven, dat eten werd ook aan het aanrecht op borden geschept en vervolgens één voor één uitgedeeld. Tegen de tijd dat de laatste bewoner zijn bord voor zich had staan … had de eerste het eten bijna op. Een moment stilte om te bidden was dan al niet meer nodig.
Daarnaast leek het eten bij meerdere bewoners voor problemen te zorgen. Waar de één bijna niets meer at en zei dat ze geen honger had, leek een ander nooit genoeg te hebben; die schrokte alles zo snel mogelijk naar binnen (waar ze zich nog wel eens verslikte) om vervolgens om nog meer eten te vragen. En omdat er al zo vroeg begonnen werd met de voorbereidingen, zaten de bewoners met regelmaat al ver voor twaalf uur aan de lunch. Daardoor waren de middagen erg lang. ‘Gelukkig’ begonnen de voorbereidingen van het avondeten ook altijd mooi op tijd (waarbij cliënten ook dan weer een hele tijd aan moesten kijken tegen een half gedekte tafel), met als nadeel dat bewoners onrustig werden omdat ze ervan overtuigd waren dat ze naar huis moesten omdat hun ouders op ze zaten te wachten met het warme eten. Al met al een boel onrust die veroorzaakt werd door onze manier van werken.
Maandenlang heb ik geprobeerd deze gewoonte te doorbreken. Steeds weer ging ik in gesprek met de huiskamermedewerkers. Ik probeerde ze te overtuigen om toch vooral de tafels te dekken, de bewoners zoveel mogelijk zelf te laten doen … maar het lukte me niet om dit te veranderen. Daarbij moet ik eerlijk zeggen dat zelfs de bewoners het zo wel prima leken te vinden. Toen ik op deze afdeling kwam te werken, was het ruim een halfjaar geleden dat de laatste bewoner hier was komen wonen. En aangezien ‘het altijd zo gaat’, zullen ook de bewoners hier gewend aan zijn geraakt. Daarom maakte ik me er op een gegeven ook maar niet meer zo druk om, vooral ook omdat ik de enige leek te zijn die het als een probleem beschouwde.
Toch veranderde dat toen Annelies en Maaike ongeveer gelijktijdig op de groep kwamen wonen. Beide dames kwamen uit een thuissituatie, maar door botbreuken en achteruitgang in dementie was het zelfstandig wonen niet meer verantwoord. Ik merkte al snel dat het gevoel voor autonomie, voor eigenwaarde en zelfredzaamheid bij beide dames erg sterk waren. Ze wisten goed wat ze wilden en probeerden zoveel mogelijk zelf te doen. Opeens waren er twee personen die begonnen te mopperen wanneer de voorgeprakte aardappelen of de standaard boterhammen-met-kaas weer voor hun op tafel werden gezet. Bewoners die huilend aan tafel zaten na de zoveelste keer dat ze zo betutteld en bemoederd werden.
Ik voelde me toen zo machteloos en gefrustreerd, maar ook boos op mezelf omdat het me niet lukte om een verandering in gang te zetten. Want het betuttelen en het overdreven zorgen voor, het gebrek aan het stimuleren van de zelfredzaamheid, dat ging verder dan alleen met het eten. Ook tijdens het wassen en aankleden werd zoveel mogelijk gedaan door de medewerkers zelf, want dan gaat het lekker snel. Zet ‘de cliënt’ op het toilet en terwijl die kan plassen, kan jij diegene zo snel mogelijk wassen en aankleden. Zo waren zulke zorgmomenten binnen tien minuten klaar. En aangezien de bewoners maar één keer per week onder de douche gingen, ieder op zijn of haar eigen douchedag, waren we elke dag voor half 10 klaar met de ochtendzorg. Uitslapen was er niet echt bij.
Ik probeerde zo goed mogelijk vast te houden aan mijn eigen manier van werken, maar voelde me vaak opgejaagd door het tempo van mijn collega’s. Wanneer ik aan het eind van m’n werkdag naar huis fietste, was ik vaak erg moe en had ik een gefrustreerd en onbevredigend gevoel. Soms sprak ik hierover met een collega die dezelfde gevoelens ervaarde. Dan zei ze: “Berend, je bent je tijd ver vooruit. De manier hoe jij werkt en hoe jij kijkt naar de mens, zover zijn ze hier nog lang niet. Dat gaat gewoon heel veel tijd kosten om dat te veranderen”.
Wat ik ook probeerde, de situatie veranderen lukte me niet. Maar me erbij neerleggen kon ik al helemaal niet, dan zou ik voorbijgaan aan mijn eigen normen en waarden. Samen met andere aspecten ontnam het mijn plezier in het werk en lag ik er ’s nachts regelmatig wakker van. Uiteindelijk besloot ik om maar ontslag te nemen. Ik had veel moeite met die keuze, want hierdoor beschermde ik mezelf dan wel, de situatie in het verpleeghuis zal daardoor niet verbeteren.
Terug naar Annelies en Maaike en de manier van eten. Ik had een opzegtermijn van twee maanden, dus moest ik nog even volhouden. In die periode wilde ik nog één keer proberen om mijn collega’s te overtuigen dat het ook anders kon. En toen ik in een van de laatste weken een huiskamerdienst had, in plaats van de gebruikelijke verzorgende dienst, nam ik de mogelijkheid met beide handen aan. Om het verhaal niet nog langer te maken, zal ik over het ontbijt kort zijn; fantastisch! Ik heb die ochtend ontzettend veel mooie en dierbare momenten beleefd samen met de bewoners. Zoals ik al had gehoopt was er opeens zoveel mogelijk, kunnen de bewoners zoveel meer dan dat wij denken, kan het wonen in een verpleeghuis zoveel leuker zijn.
Na de koffie vroeg ik Annelies en Maaike of ze wilden helpen met de voorbereidingen van de lunch; dit wilden ze zeker. Annelies had zin om soep te koken, Maaike wilde wel een cake bakken voor bij de koffie in de middag. Nadat we naar het winkeltje waren geweest, gingen we aan de slag in de keuken; Annelies met de soep, Maaike met de cake, ik assisteerde waar nodig. Tegen twaalf uur was dat allemaal klaar en gingen we aan de slag met het dekken van de tafel. Tafelkleed, servies, brood, broodbeleg, pakken drinken, noem maar op; uiteindelijk hadden we een prachtig gedekte tafel.
“Aan tafel!”, riep ik, en de bewoners namen plaats. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat niet iedereen aan de netjes gedekte tafel zat. De ‘propper’, die niet goed reageert op te veel prikkels, en de vrouw die toch altijd vol zit, zaten nog op hun eigen plek aan de andere tafel. Ik was zelf in het midden aan de tafel gaan zitten en kon zo iedereen goed helpen, mijn collega had aangeboden de andere twee dames te helpen.
Na een moment stilte, zodat een aantal bewoners eindelijk weer eens konden bidden, wachtte ik af wat er zou gebeuren. Maaike en Annelies gingen gelijk aan de slag, die zaten inmiddels helemaal in hun element. De anderen staarden onzeker naar de spullen op tafel. Tja, dit zijn ze niet meer gewend. Toch lukte het me om ze aan te sporen om bezig te gaan. De vrouw van het echtpaar aan tafel liep al snel vast, helaas is haar motoriek al erg aangetast door haar dementie. In plaats van om haar zelf te helpen, vroeg ik haar man om haar te helpen. Ook al ging het niet snel, ze waren samen goed bezig.
Ondertussen kwam er beweging aan de andere tafel. De mevrouw ‘die altijd vol zit’ en veelal in haar eigen hoekje zit te dutten (en oh wee als er een andere bewoner in de buurt komt), kon haar nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en was onze kant op gelopen. Gelukkig was er voldoende plek en kon ze zo aanschuiven. Waar ze normaliter erg passief is en alles aan ons overlaat, ging ze warempel nu gelijk zelf aan de slag. “Ik kan het zelf wel”, bromde ze in zichzelf.
Ook de ‘propper’ begon onrustig te worden. “Ik wil ook, ik wil ook!”, riep ze. De boterham met jam, die in kleine stukjes voor haar op tafel stond, had ze nog sneller op dan anders.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik twijfelde of het wel verstandig zou zijn dat ook zij erbij kwam zitten, gezien de onrust die ze vaak heeft. Maar toen ik zag hoe jaloers en wanhopig ze onze kant op keek, hielp ik ook haar bij ons aan tafel.
En toen zaten we opeens met z’n allen aan tafel. Terugkijkend kan ik niet anders zeggen dat ik er ontzettend van heb genoten, en ik denk de bewoners met mij. Gesprekken kwamen op gang, de lekkerste dingen werden gegeten. Ik vond het zo bizar om te ervaren hoeveel de mensen zelf konden, veel meer dan dat ik van tevoren had durven hopen. Al met al hebben we zeker een uur aan tafel gezeten, wat was het gezellig!
Ook na deze dienst was ik erg moe toen ik naar huis fietste. Toch overheerste vooral het trotse gevoel. Trots op de bewoners die zo goed hun best hadden gedaan, trots op mezelf dat ik ze deze mooie ervaring heb kunnen geven. In eerste instantie zal het meer tijd en inspanning van de medewerkers kosten om op deze manier te werken. Improviseren, afwachten en niet te snel ingrijpen, de cliënten de tijd geven om hun eigen keuzes te maken. Toch zal het zoveel opleveren; bewoners die uitgedaagd worden om zoveel mogelijk zelf te doen, waarbij het gevoel van eigenwaarde en zelfregie zoveel mogelijk in stand gehouden zal worden. Dat is het wat mij betreft allemaal waard.
Toch heb ik eerlijk gezegd niet de illusie dat ik mijn collega’s nu overtuigd heb om het eten op een andere manier aan te gaan pakken. Mijn collega’s keken erg … ingewikkeld toen ze mij in de huiskamer bezig zagen. En de reacties van mijn collega’s kan ik samenvatten met de woorden ‘veel extra werk’. Ik zou zo graag willen dat ik, naast schrijven, ook talent heb om mijn kennis en ervaringen gewoon op de werkvloer over te brengen op anderen, maar daar ben ik nooit zo goed in geweest. Hopelijk heb ik jou, de lezer van dit verhaal, wel nieuwe inspiratie en inzichten kunnen geven en heb ik zo toch weer een steentje bijgedragen aan het mooier maken van de zorg.
heel mooi zoals het hoort,ook demente mensen zijn mensen,heb toch maar gewacht met eten,wist dat er weer een mooi verhaal kwam moest het eerst even lezen.ik vind het heel mooi,blijf doorgaan.
geduld is een schone zaak broeder, maar het is goed te lezen hoe je met je vak en medemens omgaat. respect.
Dit is zo herkenbaar. Zo triest. Werkdruk, niet gewend samen te eten, gauw klaar etc. Ik heb de laatste twee jaar van mijn wetk als ABer gewerkt. Ik had een fijne huiskamer assistent die alles netjes en verzorgd wilde, net als ik. We hadden echte tafelkleden en placemats en servetten. Alle beleg op schaaltjes, thee en koffiepot op tafel en bewoners zoveel mogelijk laten doen. Dagelijks vers koken. Erwtensoep, mooie salades, hutspotten. Bewoners hielpen mee schillen etc. Bewoners waren in hun element. Toen kwam er verandering in. Geld en tijd tekort. Maaltijden bedtellen, summier gedekte tafels. Vroeger zaten we bijna twee uur aan tafel, tegenwoordig krap half uur. Op de woongroep wasr ik vrijwilliger ben wordt verse soep gekookt, bewoners mogen zelf smeren etc. Ze doen hun best en is beter dan andere afdelingen. Ik vraag me af hoeveel personeel op de bank thuis zit te eten en tv kijken. Ik begrijp helemaal hoe je je voelt. Gelukkig heb je deze goede momenten kunnen inlassen. Ik wrrk als zorgvrijwilligster in een PG huis. Maar ook als zorgvrijwilligster in een hospice sinds kort. Hier wordt zes dagen door een kookvrijwilligster gekookt. Er wordt veel moeite gedaan om de gezelligheid te creeeren. Clienten die beneden willen eten zitten aan een gedekte tafel met ons. Clienten boven krijgen het netjes gebracht, afgedekt met een zilveren schaal. Er wordt gevraagd wat ze lekker vinden en rekening mee gehouden. In het verpleeghuis 2 woonkamers met 8 mensen ieder, in de hospice 6 clienten. Er is een andere benadering, dat kan ook niet anders, maar serveren geeft voldoening.
Hartstikke goed. Altijd vast houden aan je eigen overtuiging. Je weet best dat je het goede inzicht hebt.